Engels : Nederlands announcement = aankondiging assist = helpen audience = publiek available = beschikbaar bring = brengen crew = ploeg crowd = mensenmassa director = regisseur documentary = documentaire excitement = opwinding guarantee = garanderen / garantie happen to be here = toevallig hier zijn location = locatie noise = storend geluid / geluid / lawaai / herrie on vacation = op vakantie postcard = ansichtkaart smile = glimlachen sound = geluid wave = zwaaien aircraft = vliegtuig airfield = vliegveld battle = strijd celebrity = beroemdheid competition = concurrentie defend = verdedigen destroy = vernietigen enemy = vijand episode = aflevering escape = ontsnappen marry = trouwen navy = marine saying = gezegde / uitdrukking season = seizoen target = doel twice = twee keer / twee keer zoveel agency = bureau arrange = regelen / afspreken backyard = tuin bottom right corner = rechtsonder career = carrière enclose = bijsluiten / bijvoegen Get noticed! = Zorg dat je opvalt! / Val op! hometown = woonplaats / geboorteplaats insult = beledigen interest = interesse / belangstelling nearby = in de buurt option = optie / keuze prepare = voorbereiden secret = geheim cab = taxi enjoyable = plezierig entrance = toegang / ingang ground floor = begane grond include = bevatten / inbegrepen in main course = hoofdgerecht reception desk = receptie / ontvangstbalie separate = apart