Engels : Nederlands affect = beïnvloeden annoyed = geïrriteerd appropriately = zoals het hoort / gepast attraction = aantrekkingskracht bargain = koopje / onderhandelen / afdingen benefit = voordeel / voordeel hebben van booked up = vol / volgeboekt closet (AmE) = kleerkast / ingebouwde kast community centre = buurthuis consider = beschouwen craze / fad = rage / modegril crush = grote liefde custom-built = op maat gemaakt decade = decennium / periode van tien jaar desperate = wanhopig dye = verfstof exterminate = uitroeien fabric = stof / weefsel fashionable = modieus fed up with = genoeg van hebben / zat zijn fierce = hevig / fel flock = in grote aantallen komen fraction = fractie / klein deel genuine = echt high-end = chic / duur knick-knack = prulding / snuisterij lad = jongen lass = meisje last = meegaan memorable = gedenkwaardig must-have = hebbedingetje occasion = gelegenheid outfit = kleding pastime = tijdsverdrijf / hobby peers = leeftijdsgenoten purchase = kopen resident = inwoner revealing = bloot / die veel laat zien revenge = wraak sheepskin = schapenvacht silliness = dwaasheid smash = stuksmijten / smijten / kapotgooien stock = op voorraad hebben storey = verdieping submit = versturen / inzenden tank top = mouwloos T-shirt urban = stedelijk vocabulary = woordenschat