Engels : Nederlands
adventurous = avontuurlijk
affect = beïnvloeden
along the river = langs de rivier
amusing = grappig / geestig
another one / another = nog een
assume = aannemen
attractive = aantrekkelijk
away = weg
back = terug
besides = behalve / buiten
block of flats = flatgebouw
change = verandering
clever at = handig in
close to = dichtbij
community centre = buurthuis
compose = componeren
dependent on = afhankelijk van
destroy = vernietigen
develop = ontwikkelen
development = ontwikkeling
during = tijdens
enormous = reusachtig
essay = opstel
except = behalve
floor = verdieping
football pitch = voetbalveld
get used to = gewend raken aan
hate = een hekel aan hebben
impressive = indrukwekkend
improvement = verbetering
invention = uitvinding
make sure = ervoor zorgen
meet - met - met = ontmoeten
one-way street / one way street = eenrichtingsstraat
pick up = ophalen
predict = voorspellen
pretty = tamelijk / nogal
probably = waarschijnlijk
put through = doorverbinden
recently = onlangs
record = opnemen
remind = ergens aan herinneren
scientist = wetenschapper
share = delen
since = sinds / aangezien
skyscraper = wolkenkrabber
society = maatschappij / gemeenschap
someone else = iemand anders
spend money = geld uitgeven
suit = kostuum / pak
though = toch wel / niet
unbelievable = ongelofelijk
youngsters = jongeren