Engels : Nederlands collect = halen cope with = aankunnen definitely = vast en zeker dishwasher = vaatwasser downstairs = beneden employer = werkgever loads of = heel veel need to = moeten pleased = blij qualifications = diploma's upstairs = boven washing-up = afwas work placement = stage challenge = uitdaging chore = karwei dishes = vaat event = evenement participant = deelnemer prevent = voorkomen proper = geschikte proud = trots requirement = vereiste secure = vastzetten sights = bezienswaardigheden tray = dienblad various = verschillende experience = ervaring I will get back to you. = Je hoort van me. responsible = verantwoordelijk strengths = sterke punten supervisor = baas aged = in de leeftijd van army = leger businessman = zakenman career = loopbaan day off = vrije dag engineer = ingenieur female = vrouwelijke lawyer = advocaat magic trick = goocheltruc mainly = vooral male = mannelijke office = kantoor pass = slagen voor perform = optreden performer = artiest pretty = best profession = beroep required = nodig secret = geheim support = steunen swallow = slikken weapon = geweer welder = lasser