Engels : Nederlands believe = geloven cause = veroorzaken clear up = opruimen cover = bedekken drop = laten vallen empty = leeg fall = vallen fell = viel fallen = gevallen ground = grond in the middle = in het midden lift = optillen roof = dak scared = bang sky = lucht whole = hele age = leeftijd bite = bijten bit = beet bitten = gebeten calm = rustige chewing gum = kauwgom company = bedrijf dirty = vies finger = vinger huge = enorm learn = leren make money = geld verdienen part = deel remove = verwijderen still = nog steeds weird = vreemd amazing = ongelofelijk crazy = gek early = vroeg question = vraag win = winnen won = won / gewonnen