Engels : Nederlands coin = munt copy = kopiƫren dare = durven difficult = moeilijk familiar = bekend get = krijgen got = kreeg / gekregen knee = knie laugh = lachen locker = kluisje select = kiezen stomach = maag survive = overleven switch on = aanzetten wave = zwaaien behind = achter brake = rem call = roepen careful = voorzichtig hazard / risk = risico helmet = helm important = belangrijk ride = rijden / attractie safety = veiligheid save = redden such as = zoals tie = vastbinden warning = waarschuwing watch out = oppassen hammer = hamer Have fun! = Veel plezier! pass = aangeven simple = simpel