Engels : Nederlands
across = aan de andere kant
dried = gedroogd
carry = dragen
voice = stem
prepare = voorbereiden
lift = optillen
jaw = kaak
scream = schreeuwen
die = doodgaan
hit = slaan
space = ruimte
store = opslaan
crazy / weird = gek
stomach = maag
dive = duiken
ceiling = plafond
experience = ervaring
scared = bang
logical = logisch
law = wet
flood = overstroming
million = miljoen
pull = trekken
respond = antwoorden
hurry = zich haasten
hug = omhelzing
outside = buiten
unconscious = bewusteloos
injured = gewond
private life = privéleven
good at = goed in
fear = angst
notice = opmerken
skill = vaardigheid
grow up = opgroeien
helpless = hulpeloos
tear = traan
ship = schip
adoption = adoptie
clear up = opruimen
wake up = wakker worden
desert = woestijn
tough = zwaar
on my own = alleen
climate = klimaat
impressive = indrukwekkend
autumn = herfst
excursion = excursie
average = gemiddelde
treasure = schat
coast = kust
adventurous = avontuurlijke
camel = kameel
cut = snijden
in line = in de rij
audience = publiek
wall = muur
pass the time = tijd doorbrengen
overseas = overzee
admittedly = toegegeven
officially = officieel
eventually = uiteindelijk
since = sinds
get in touch = in contact komen
on the contrary = integendeel
moreover = bovendien