Engels : Nederlands subject = onderwerp / schoolvak granddaughter = kleindochter qualified = gediplomeerd possessions = bezittingen shelf = plank blank = leeg complaint = klacht business = zaak bracelet = armband explain = uitleggen experience = ervaring coat = jas necklace = ketting design = ontwerpen checkout = kassa reliable = betrouwbaar provide = leveren result = resultaat current = huidig insert = invoegen click on = aanklikken housework = huishoudelijk werk registration = inschrijving Canadian = Canadees coach = trainer help out = meehelpen babysitting = oppassen register = inschrijven through = tot en met medical = medisch nationality = nationaliteit check out = bekijken use = nut truth = waarheid pick = kiezen exotic = exotisch photograph = foto career = carrière thanks to = dankzij chef = kok hostess = gastvrouw unforgettable = onvergetelijk decoration = versiering fulfil = vervullen professional = professioneel practical = praktisch monthly = maandelijks weekly = wekelijks biology = biologie secretary = secretaresse rewarding = de moeite waard science = wetenschap enjoy = vermaken Italian = Italiaans weekday = weekdag job = baan be an early bird = een vroege vogel zijn love to = graag willen day off = vrije dag long hours = lange werkdagen prefer = voorkeur geven aan ideally = in het meest ideale geval hope = hopen mind = erg vinden earn = verdienen