Engels : Nederlands aged = in de leeftijd van business = zaak cope with = omgaan met first aid = EHBO gain = opdoen helpful = nuttig investigate = onderzoeken pay rise = loonsverhoging previous = eerdere rang = rinkelde résumé = cv ring = rinkelen rung = gerinkeld shelter = asiel stain = vlek take care of / provide = zorgen voor till = kassa volunteer = vrijwilligerswerk doen applicant = sollicitant as requested = zoals gevraagd catch = betrappen description = beschrijving destination = bestemming familiar = bekend honour = eer keep = houden knowledge = kennis little = weinig permitted = toegestaan regulations = voorschriften rehearsal = repetitie throughout = gedurende discuss = bespreken I will get back to you. = Je hoort van me. strengths = sterke punten stuff like that = dat soort dingen advantage = voordeel anger = boosheid appearance = uiterlijk ashtray = asbak at the front = vooraan background = achtergrond childhood = kindertijd confidence = vertrouwen cruel = gemeen day off = vrije dag drum kit = drumstel female = vrouwelijke hesitate = aarzelen hit = slaan impress = indruk maken op judge = beoordelen loud = luide performer = artiest physical = lichamelijke polluted = vervuild remarkable = opmerkelijk sense of = gevoel voor soft = zachte struggle = worstelen swallow = slikken taught = leerde / geleerd teach = leren tough = moeilijke violent = gewelddadig