Engels : Nederlands at least = minstens awake = wakker century = eeuw chef = chef-kok decide = beslissen disappear = verdwijnen floor = vloer groceries = boodschappen I'm bored. = Ik verveel me. kind / type = soort loads of = veel made = maakte / gemaakt make = maken meet = ontmoeten met = ontmoette / ontmoet musician = muzikant noisy = lawaaierig teen = tiener think = denken thought = dacht / gedacht age = leeftijd draw = tekenen even = zelfs good at = goed in interest = interesse might = zou misschien kunnen mosque = moskee move = verhuizen others = anderen passion = passie read = lezen / las / gelezen religion = godsdienst shy = verlegen sign up = inschrijven support = steunen teammate = ploeggenoot topic = onderwerp date = afspraakje go out = uitgaan mean = bedoelen nervous = zenuwachtig relief = opluchting bottle = fles