Engels : Nederlands along = langs believe = geloven catch = vangen caught = ving / gevangen cause = veroorzaken coast = kust cow = koe drop = laten vallen grandmother = oma hail = hagel huge = enorme last = duren lie = liegen nowhere = nergens safe = veilig speed = snelheid thousands = duizenden worried = bezorgd aggressive = agressief bit = beet bite = bijten bitten = gebeten calm = rustig chewing gum = kauwgom colleague = collega confident = zelfverzekerd dirty = vies drive = rijden driven = gereden drove = reed finger = vinger kick = schoppen powerful = sterk remove = verwijderen responsible = verantwoordelijk square = vierkante vote = stemmen weird = vreemde crazy = gek experience = ervaring pull = trekken tough = zware wait = wachten