Engels : Nederlands affect = aantasten aim = richten allergic = allergisch avoid = vermijden bar = reep belly = buik blood = bloed brain = hersenen chest = borstkas chin = kin disappear = verdwijnen disease = ziekte eat = eten ate = at eaten = gegeten extreme = extreme freeze = vriezen fresh = vers fruit = fruit give = geven gave = gaf given = gegeven gloves = handschoenen gym = sportschool headache = hoofdpijn hide = verbergen not at all = helemaal niet pack = inpakken patient = patiƫnt raw = rauw reduce = verminderen relative = familielid salt = zout scales = weegschaal suit = pak target = doel toes = tenen Well done. = Goed gedaan.