Engels : Nederlands
actually = zowaar
admit = toegeven
appreciate = waarderen
approach = naderen
at once = tegelijk
attempt = proberen
beginning = begin
blizzard = sneeuwstorm
bring about = tot stand brengen
celebrated = beroemd
cell phone = mobiele telefoon
challenging = uitdagende
close = sluiten
coax = overhalen
community = gemeenschap
conclude from = opmaken uit
cotton = katoen
creature = schepsel
cue = teken
determined = vastberaden
dislocated = ontwrichte
distract = afleiden
distressed = overstuur
earth = aarde
either = ook niet
enclosure = omheind terrein
end = einde
excited = opgewonden
exhausting = zeer vermoeiend
expectations = verwachtingen
explain = uitleggen
extraordinary = buitengewone
frozen = bevroren
fuel = brandstof
generally = gewoonlijk
giggle = giechelen
have another go = nog een poging wagen
heroine = heldin
imagination = verbeelding
impressive = indrukwekkend
inhabitant = inwoner
is about = gaat over
meanwhile = ondertussen
objection = bezwaar
otherwise = anders
packed = overvol
passerby = voorbijganger
paw = poot
pick = kiezen
plenty of = genoeg
post office = postkantoor
proper = echte
refuse = weigeren
remind = doen denken
return = terugkeren
sincere = oprechte
slow down = vertragen
smelly = stinkende
snore = snurken
soar = hoog vliegen
society = samenleving
solitude = eenzaamheid
staggering = ongelofelijk
story = verhaal
stroll = slenteren
take the lead = de leiding nemen
touching = aangrijpend
turkey = kalkoen
unable = niet in staat
valuable = waardevolle
what is meant by = wat wordt bedoeld met
whiskers = snorharen
write = schrijven