Engels : Nederlands boundary = grens to budget = geld reserveren challenging = uitdagend flash = duur uitziend overwhelmed = overweldigd rather = liever / beter referral = verwijzing rose-tinted view of = te optimistische kijk op vital = zeer belangrijk spokesperson = woordvoerder session = bijeenkomst verbal = mondeling / gesproken trigger = veroorzaker executive = leidinggevend persoon / leidinggevende to combat = bestrijden to forge = vormen / scheppen anonymous = anoniem / naamloos to pilot = proberen to reflect on = diep nadenken over lad = knul / jongen to ensure = verzekeren / veiligstellen to implement = uitvoeren fund = fonds to launch = op touw zetten / starten to mentor = raad en hulp geven / begeleiden to the extent that = zo erg dat scheme = project to instigate = in werking zetten eating disorder = eetstoornis one-off = eenmalig to take the mickey out of somebody = iemand voor de gek houden occurrence = voorval to adjust / to conform = zich aanpassen backward = achter in ontwikkeling / achtergebleven in ontwikkeling concept = idee to erase = uitwissen flavour = smaak grade = cijfer / schoolcijfer outlook on = kijk op to assign to = toewijzen aan in the attic = op zolder creepy = griezelig / eng detention = voor straf nablijven op school disgusting = weerzinwekkend / walgelijk exempt from = vrijgesteld van to expel / to dismiss = verwijderen / wegsturen ignorant = onwetend / onontwikkeld qualified = bevoegd to relieve = aflossen spectator = toeschouwer to subject to = onderwerpen to suspend = schorsen in accordance with = in overeenstemming met to acquire = verkrijgen to attribute = toeschrijven to contradict = tegenspreken deputy head = plaatsvervangend hoofd / conrector employment = werk / arbeid to excel in = uitmunten in / uitblinken in to exclude = uitsluiten fake = vervalst / nep / vals impressive = indrukwekkend to lag behind = achterblijven optional = keuze / facultatief to predict = voorspellen principal / headmaster = rector / hoofd / schoolhoofd / directeur resigned = gelaten resistance = weerstand / verzet to revise = studeren / leren scholarship = studiebeurs shrewd = pienter / slim significantly = beduidend / aanzienlijk superficial = oppervlakkig to take for granted = als vanzelfsprekend aannemen to draw up = opstellen to moan = jammeren to neglect = verwaarlozen to adapt to = aanpassen aan to board = in de kost zijn / in de kost gaan well-equipped = goed uitgerust