Engels : Nederlands to guess = aannemen to reject somebody = iemand afwijzen to label somebody = een etiket opplakken attitude = gedrag / houding to follow somebody's lead = iemands voorbeeld volgen actually = in feite / daadwerkelijk though = niettemin / alhoewel / echter on a few occasions / occasionally = nu en dan weird = ongewoon en vreemd insecure = onzeker to judge somebody = een oordeel vellen over iemand stamp = stempel to belong = thuishoren in the end / eventually / finally = uiteindelijk truly = werkelijk to fit in with = zich goed aanpassen aan to join = zich aansluiten bij image = beeld decent grades = behoorlijke cijfers celebrity = beroemdheid to get involved in = betrokken raken bij to overcome = te boven komen to matter = er toe doen mental = geestelijk community = gemeenschap habit = gewoonte to work out = gunstig uitpakken smart = knap / mooi strength = kracht physical = lichamelijk whatever = maakt niet uit wat as time goes by = naarmate de tijd voorbijgaat surrounding = omringende issue = onderwerp van discussie to satisfy = tevreden stellen pride = trots present-day = van vandaag to gain = verkrijgen square = vierkant to volunteer = als vrijwilliger werken attractive = aantrekkelijk scared = bang consciousness = bewustzijn pale = bleek to pass out / to faint = flauwvallen gradually = geleidelijk aan to be injured = gewond raken to grab = grijpen / pakken to recover = herstellen domestic violence = huiselijk geweld fever = koorts to groan = kreunen emergency = nood to scrape = schaven to split = scheuren to beat somebody up = iemand in elkaar slaan victim = slachtoffer to choke = stikken in vain = tevergeefs to bear = uitstaan / verdragen to improve = verbeteren to prevent = voorkomen to swear = zweren particular = bepaald scary = eng concern = bezorgdheid to pray = bidden depressing = deprimerend qualification = diploma to carry on = doorgaan owner = eigenaar patience = geduld divorced = gescheiden religion = godsdienst to be keen on = graag mogen horror = griezel… male = mannelijk failure = mislukkeling currently = momenteel education = onderwijs / opleiding to record = opnemen sacrifice = opoffering to conquer = overwinnen to bully = pesten to divorce = scheiden tension = spanning dumb = stom to comfort = troosten native country = vaderland to change your mind = van gedachten veranderen responsibility = verantwoordelijkheid nurse = verpleger / verpleegster to settle = zich vestigen to require = vragen legal = wettelijk ward = ziekenzaal to announce = aankondigen remote = afgelegen to achieve = bereiken available = beschikbaar existence = bestaan rate = cijfer genuine = echt severe = ernstig decent = fatsoenlijk opportunity = gelegenheid sensitive = gevoelig joint = gewricht approval = goedkeuring to recall = zich herinneren current = huidig potential = mogelijkheid incapable = niet in staat to cope with = omgaan met to support = ondersteunen cereals = ontbijtgranen to reveal = onthullen to feel insecure = zich onzeker voelen to sacrifice = opofferen to perform / appearance / performance = optreden convinced = overtuigd screen = scherm muscle = spier to admit = toegeven variety = verscheidenheid to ensure = zich verzekeren van rarely = zelden arrival = aankomst conductor = dirigent shower = douche corridor = gang gift = gave fortunately / luckily = gelukkig engaged = in gesprek impression = indruk apparently = kennelijk to complain = klagen headline = krantenkop reverse = tegenovergestelde announcer = omroeper / omroepster excited = opgewonden relief = opluchting to tidy up = opruimen exact = precies in exchange for = in ruil voor stuck = vast to grip = stevig vastgrijpen / stevig vastpakken security = veiligheid to assure = verzekeren in terms of = wat betreft at first = aanvankelijk to reject = afwijzen entertainment = amusement as far as I'm concerned = wat mij betreft comment = commentaar to get in touch with = in contact komen met afterwards = daarna therefore = daarom council = gemeenteraad / raad bad cough = erge hoest scratch = kras charity = liefdadigheidsinstelling to sympathise with = meevoelen met in order to = om te scheme = plan soon = spoedig at last = ten slotte unless = tenzij long-term = lange termijn until = totdat / tot so that = zodat