Engels : Nederlands to inhabit = bewonen to comment on = commentaar geven op / commentaar geven to pretend to = doen alsof to remind = doen denken aan bob = knotje to present with = geven gravel = grind heel = hak to join = zich aansluiten bij distinct = kenmerkend / apart throughout my life = mijn hele leven lang gorgeous = mooi in turns = om de beurt regardless of = ongeacht guardian = oppasser to convince = overtuigen to stick out = uitsteken security = veiligheid accompanied by = vergezeld van to dread = vrezen appreciation = waardering ridiculous = belachelijk to maintain = beweren blunt = bot attitude = houding minority = minderheid plea = pleidooi to shatter = verbrijzelen salesman = verkoper to occur = vóórkomen to propose = voorstellen gypsy / gipsy = zigeuner / zigeunerin to benefit = baten crucial / significant = belangrijk for instance = bijvoorbeeld to stick to = blijven bij grateful = dankbaar to be in favour = vóór zijn greedy = hebzuchtig particularly = in het bijzonder to run = leiden wages = loon to estimate = schatten / inschatten allowance = toelage licence = vergunning geven prospects = vooruitzichten appealing = aantrekkelijk belongings / possessions = bezittingen extraordinary = buitengewoon by means of = door middel van to cure / to heal = genezen to disagree = het er niet mee eens zijn to establish = instellen / oprichten brief = kort cost of living = levensonderhoud to approach = naderen emphasis = nadruk enterprise = onderneming casual = tijdelijk to extend = verlengen as for = wat betreft employer = werkgever to expose youself to = zich blootstellen aan to annoy = zich ergeren to recommend = aanbevelen harm done = aangebrachte schade interests = belangen suburbs = buitenwijken birth rate = cijfer thanks to = dankzij aim = doel to contribute = een bijdrage leveren aan to call for = vereisen apology = excuus event = gebeurtenis forced = gedwongen to decline = in aantal afnemen to elect = kiezen rural = landelijk to suffer from = lijden onder to join in = meedoen aan abuse = misbruik to ignore = negeren among = onder subjected to = onderworpen aan moving = ontroerend judgement = oordeel remarkable = opmerkelijk to take place = plaatsvinden foster family = pleeggezin to gather = samenkomen procession = stoet by the time = tegen de tijd / tegen de tijd dat extensive = uitgebreid determination = vastberadenheid comparable = vergelijkbaar representative = vertegenwoordiger to care for = verzorgen according to = volgens despair = wanhoop mutual = wederzijds to turn 18 = 18 worden van = bestelwagen to keep a diary = een dagboek bijhouden appetite = eetlust host family = gastgezin native = inheems settler = kolonist to hitch / to hitchhike = liften environmental = milieu to survive = overleven to go backpacking = rondtrekken met een rugzak to go hiking = rondtrekken site = terrein jammed with = vol gepropt met advantage = voordeel ancestor = voorouder generosity = vrijgevigheid account = rekening to insure = verzekeren