Engels : Nederlands to acknowledge = erkennen to censor = ongewenste delen schrappen / censureren to emerge = tevoorschijn komen inane = dom / inhoudloos / zinloos to pace up and down = ijsberen / op en neer lopen to pick on = vitten op / afgeven op realm = gebied to start from scratch = helemaal opnieuw beginnen to spark = plotseling doen ontstaan springboard = springplank vicious = zeer gemeen aisle = gang citizenship = staatsburgerschap fragrance = parfum to ponder on = goed nadenken over prior to = voorafgaand aan to renounce = formeel afstand doen van sniffles = lichte verkoudheid / verstopte neus speculation = gissen / schatting supportive = aanmoedigend / steunend venue = plaats to abandon = opgeven blessed = gezegend to clash = botsen / ruziƫn to confide in somebody = iemand in vertrouwen nemen cosy = gezellig / warm to distract = afleiden faith = geloof / vertrouwen foundation = basis / fundering hairdresser's = kapper initially = aanvankelijk / in eerste instantie puzzled = verbaasd / verbijsterd to relieve someone from = uit handen nemen scary = angstaanjagend / eng simultaneously = tegelijkertijd / tegelijk tenant = huurder brand = merk to conform to = zich voegen naar / zich aanpassen aan counselor = decaan critic = criticus / beoordelaar / recensent to focus on = zich concentreren op hostile = vijandig strap = bandje stubborn = koppig to tease = plagen torment = kwelling to despise = verachten extension = verlenging to glue = lijmen to approve of = goedkeuren