Engels : Nederlands to account for = voor hun rekening nemen to alienate = vervreemden to counteract = tegengaan to demonise = als slecht afschilderen peer = collega / gelijke piracy = piraterij to plummet = scherp dalen redundancies = ontslagen subsequent = daaropvolgend / erop volgende / latere to surpass = overtreffen disquieting = verontrustend gender gap = kloof tussen de seksen to narrow = verkleinen propensity = neiging to reverse = terugdraaien sizeable = fors / flink to slide = glijden thug = misdadiger / geweldadige misdadiger triplets = drielingen albeit = hoewel ambush = hinderlaag charge = plotselinge aanval to have a claim = recht hebben op composed of = samengesteld uit to dispute = in twijfel trekken disputed = heftig besproken in conjunction with = in combinatie met / samen met excesses = extreem onacceptabel gedrag / uitspattingen to fare well = het goed doen / het slecht doen in the wake of = in navolging van indelible = onuitwisbaar inquest = lijkschouwing overt = openlijk / er geen geheim van maken to perceive = gezien worden als perception = visie op to perpetrate = plegen / begaan to persist = voortduren / handhaven to pose = vormen / iets negatiefs vormen regard = opzicht simultaneously = tegelijkertijd to stage = organiseren en uitvoeren / organiseren / uitvoeren substantial = aanzienlijk / flink susceptibility to = vatbaarheid / gevoeligheid tribal = stammen / stammen- / stammenoorlog uniformly = eensluidend upsurge = plotselinge sterke toename vicinity = nabijheid / omgeving vigorous = krachtig watershed = keerpunt appeal = hoger beroep battered = mishandelde crooked = corrupt federal = nationaal / alle staten betreffende impairment = beschadiging inmate = gevangene parole = voorwaardelijke vrijlating perverted = verknipt / pervers premeditated = met voorbedachten rade prosecution = proces / gerechtelijke vervolging reprieve = uitstel / uitstel van straf to withhold = achterhouden twisted = gestoord / ziek vicious = kwaadaardig / wreed / gevaarlijk alliance = verbond ambiguous = dubbelzinnig ample = voldoende assessment = vaststelling to boast = met misplaatste trots vertellen over to clamp down on = de kop indrukken to compromise = in gevaar brengen crude = grof dehydration = uitdroging to denounce = veroordelen distortion = verdraaing to exhibit = vertonen falsehood = onwaarheid to impair = verslechteren / schaden indulgent = toegeeflijk / tolerant liberal = ruimdenkend liberalisation = bevrijding van beperkende voorschriften malign = verderfelijke massive = enorm myth = algemene opvatting die onjuist is occasional = sporadisch / schaars potential = mogelijkheden to prevail = heersen / de overhand hebben to pursue = voortzetten to relax = versoepelen remorseless = meedogenloos rigorous = streng to rocket = omhoog schieten to sneer = iets spottend zeggen stance = houding to treble = verdriedubbelen / verdrievoudigen vulnerable to = gevoelig voor horrendous = afgrijselijk / uiterst shockerend / shockerend to incarcerate = opsluiten / opsluiten in een gevangenis law-abiding = gehoorzaam aan de wet prompted him to = iemand doen besluiten iets te doen to reform = verbeteren / verbeteren van een systeem of organisatie rehabilitation = re-integratie / re-integratie in de maatschappij sophisticated = hoogontwikkeld spouse = echtgenoot of echtgenote / echtgenoot / echtgenote subsequently = vervolgens in compliance with = overeenkomstig / overeenkomstig m.b.t. regels curfew = avondklok custodial = betreffende het voorarrest to enforce = handhaven magistrate = rechter voor minder zware misdaden / rechter to monitor = controleren / toezicht houden negligible = verwaarloosbaar probation officer = reclasseringsambtenaar proportion = deel to regress = een terugval hebben scheme = project to stray from = afdwalen to trigger = in gang zetten / veroorzaken tag = elektronische band to date = tot op heden