Engels : Nederlands alternately = afwisselend competence = bekwaamheid to attend = bijwonen decade = decennium / periode van 10 jaar advanced = gevorderd accuracy = nauwkeurigheid surrounded by = omringd door to store = opslaan (gegevens) / opslaan to suit = schikken / uitkomen era = tijdperk far-reaching = vérstrekkend approach = aanpak / benadering to tackle = aanpakken to appoint = benoemen premises = gebouw en plaats lack of = gebrek aan tough = hard / hard / sterk to supply = leveren packed lunch = lunchpakket flavoured = met een smaakje fizzy = met prik draft = ontwerp guideline = richtlijn to estimate = schatten to improve = verbeteren to ban = verbieden prohibition = verbod to replace = vervangen chairman = voorzitter / voorzitster spokesman = woordvoerder obese = zwaarlijvig obesity = zwaarlijvigheid substantial = aanzienlijk appliance = apparaat / toestel censorship = censuur contemporary = eigentijds / van deze tijd healthcare = gezondheidszorg slope = helling / hellend oppervlak curve = boog / kromme lijn to service = onderhouden / een onderhoudsbeurt geven vehicle = voertuig to assign = aanstellen / benoemen to reject = afwijzen subscription = contributie constitution = grondwet gross = grof / fors minor = minderjarig persoon drawback = nadeel indecent = onbehoorlijk / onfatsoenlijk exaggeration = overdrijving recipe = recept predator = roofdier principal (AE) / principal / headmaster (BE) / headmaster = schoolhoofd incentive = stimulans / prikkel to clarify = toelichten hostile = vijandig purchase = aankoop reservations = bedenkingen to decline = beleefd weigeren / afslaan targeted = beoogd gathering = bijeenkomst competitor = concurrent primarily = hoofdzakelijk annual = jaarlijks receipt = kassabon discount = korting to lure = lokken entrepreneur = ondernemer to squeeze = uitpersen craze = rage to graduate / to graduate from = school afmaken en diploma behalen sneakers (AE) / sneakers / trainers (BE) / trainers = sportschoenen bunk bed = stapelbed diverse = uiteenlopend to prohibit = verbieden (form.) / verbieden variety = verscheidenheid / scala aan retail price = winkelprijs (voor de klant) / winkelprijs to tap into = aanboren (fig. en lett.) / aanboren ad / advert / advertisement = advertentie deceptive = bedrieglijk to claim = beweren claim = bewering career-oriented = carrièregericht target group / target audience = doelgroep to draw a line = een grens trekken to imply = inhouden (betekenen) / inhouden masculinity = mannelijkheid brand = merk to keep up with the Joneses = niet achterblijven bij anderen falsely = onterecht (geloven, beschuldigen) / onterecht insecurity = onzekerheid remarkable = opmerkelijk competitive = prestatiegericht pimple = puistje sportswoman = sporter (V) / vrouwelijke sporter sportsman = sporter (M) / mannelijke sporter sportspeople = sporters to display = tonen to air = uitzenden (radio, tv) / uitzenden to trigger = plotseling veroorzaken self-image = zelfbeeld to assume = aannemen explicit = duidelijk / uitgesproken demand = eisen flaw = fout / zwakke plek the post of = functie / betrekking spiritual = geestelijk sensibilities = gevoeligheden included = inbegrepen last = jongstleden / j.l. wages = loon to torture = martelen / pijnigen to edit = monteren (van een film) / monteren flawless = onberispelijk / gaaf accommodation = onderdak brutal = onmenselijk / beestachtig irregular working hours = onregelmatige werktijden to evolve = zich ontwikkelen familiar = op de hoogte to exaggerate = overdrijven frequently = regelmatig travelling expenses = reiskostenvergoeding fluency = spreekvaardigheid to increase = verhogen release = vrijlating shop assistant = winkelbediende ferocity = wreedheid business trip = zakenreis