Engels : Nederlands foundation = basis / fundament commitment = bereidheid om hard te werken to focus on = zich concentreren op pressing = dringend to equalize = gelijkmaken currently = momenteel disproportionate = onevenredig overwhelming = overweldigend wallet = portefeuille wealth = rijkdom professional = vakman bachelor = vrijgezel to discern = waarnemen / onderscheiden to address / to adress = aanpakken (een probleem) / aanpakken disadvantaged = achterstands suburb = buitenwijk genuine = echt to be keen on = gebrand op / gespitst op low demand = geringe vraag thorough = grondig / volledig to integrate into = integreren in bulk = leeuwendeel unfounded = ongegrond impartial = onpartijdig on-site = ter plaatse access to = toegang tot persecution = vervolging wegens geloof of ideeën removal = verwijdering refugee = vluchteling to flee = vluchten uit / vluchten proposal = voorstel (formeel) / voorstel to cope with = aankunnen / het hoofd bieden aan envy = afgunst abolition = afschaffing to stem from = voortkomen uit in response to = als reactie op to take for granted = als vanzelfsprekend beschouwen native = autochtoon anxious = bang / angstig significance = belang to confirm = bevestigen domestic = binnenlands to conform to = zich conformeren aan (regels) / zich conformeren aan consistent = consequent steadily = constant / gestaag heritage = erfgoed to inherit = erven adaptable = flexibel / meegaand sensibility = gevoeligheid to be accustomed to = gewend zijn aan internal = intern feature = kenmerk gap = kloof crossroads = kruispunt nonetheless = niettemin controversial = omstreden trivial = onbelangrijk enterprising = ondernemend insecurity = onveiligheid to resolve = oplossen superficial = oppervlakkig to benefit from = profiteren van hazard = risico / gevaar ample = ruimschoots tension = spanning / gespannen verhouding urban = stedelijk linguistic = taalkundig counterpart = tegenhanger to retreat = zich terugtrekken whilst / while = terwijl to intervene = tussenbeide komen to establish = vaststellen van de feiten / vaststellen multiple = veelsoortig to blend = vermengen phenomenon = verschijnsel neglect = verwaarlozing reconciliation = verzoening prescription = recept van de dokter / recept to appreciate = waarderen occupation = bezetting lecture = college / lezing to share = delen to dominate = domineren / overheersen rooted = geworteld greed = hebzucht lecturer = iemand die een lezing geeft inherent to = onafscheidelijk onderdeel van appalled = ontzet / verbijsterd to sacrifice = opofferen earnest = oprecht en serieus apologetic = verontschuldigend horror = verschrikking resistance = verzet hostility = vijandigheid prejudice = vooroordeel to predict = voorspellen to fall behind = achterop raken to graduate from = school afmaken en diploma behalen to pretend = doen alsof to approve of = goedkeuren to register = inschrijven op een lijst / inschrijven complaint = klacht to deliver = leveren failure = mislukking to ignore = negeren to switch to / to switch over to = overschakelen op to estimate = schatten track = spoor amazement = stomme verbazing to emerge = tevoorschijn komen determined = vastbesloten impoverished = verarmd / verpauperd request = verzoek fluently = vloeiend (spreken) / vloeiend to compete = wedijveren / rivaliseren arbitrary = willekeurig to haunt = achtervolgen / kwellen out of proportion = buiten alle verhoudingen tuition fees = collegegeld leave your children to their own devices / leave somebody to their own devices = iemand aan zijn lot overlaten daunting = ontmoedigend assignment = opdracht plagiarism = plagiaat union / trade union = vakbond confidential = vertrouwelijk budget cuts = begrotingstekorten government interference = bemoeienissen van de overheid cuts = bezuinigen colleagues = collega's competition = concurrentie course fees = cursusgeld that is / i.e. = d.w.z. service sector = dienstensector discriminatory = discriminerend somewhat = enigszins resources = geldmiddelen on average = gemiddeld growth = groei (z.n.w.) / groei after all = immers to grant an interview = een interview toestaan / interview toestaan knowledge-based economy = kenniseconomie with regard to = met betrekking tot among other things = o.a. striking = opvallend private persons = particulier (z.n.w.) / particulier to come to terms with = leren aanvaarden to adjust = aanpassen to deter = afschrikken / afhouden van / afhouden domestic duties = huishoudelijke taken indifference = onverschilligheid harassment = pesterij / kwelling to grant = toekennen (formeel, wettelijk) / toekennen to accomplish = volbrengen severe = zwaar / moeilijk