Engels : Nederlands to amount to = neerkomen op asset = aanwinst awkward = ongemakkelijk to brag = opscheppen to curse = uitschelden damages = schadevergoeding decency = fatsoen dignity = respect dismal = somber exhausted = uitgeput foul = smerig to generate = produceren to harass = pesten preoccupied with = in beslag genomen door to question = in twijfel trekken to regard as = beschouwen als revenues = inkomsten to squeeze = afpersen to sue = vervolgen transparent = duidelijk trivial = onbelangrijk unacquainted = onbekend utter = volkomen