Engels : Nederlands to encourage = aanmoedigen to determine = bepalen / besluiten devoted to = bestemd voor to recover = beter worden / herstellen awareness = bewustzijn to check = controleren goal = doel equal = even groot / gelijk entire = geheel / heel / compleet opportunity = gelegenheid / kans mean = gemeen self-esteem = gevoel van eigenwaarde sensitive = gevoelig to sense = gewaarworden / aanvoelen limit = grens issue = kwestie vulnerable = kwetsbaar topic = onderwerp fake = onecht / nep to design = ontwerpen to judge = oordelen over to yield = opleveren / opbrengen to skip = overslaan to consider = overwegen / denken aan effort = poging audience = publiek to hang out = rondhangen to graduate (AE) / to graduate = slagen / diploma halen to count = tellen to admit = toegeven skills = vaardigheid to provide = verschaffen confidence = vertrouwen to appreciate = waarderen regarding = wat betreft sense = zintuig