Engels : Nederlands additional = extra bend = bocht casualty = slachtoffer to collide = botsen to come across = toevallig tegenkomen consistent = consequent content = tevredenheid debris = wrakstukken to deploy = inzetten to ensure = verzekeren to explore = verkennen / ontdekken Let's go for a hike. = Laten we een wandeling gaan maken. hitchhiker = lifter humidity = vochtigheid itinerary = reisroute junction = kruispunt neatly = netjes pace / velocity = snelheid pavement = stoep rafting = wildwatervaren supplement = aanvulling tailback = file traffic jam = verkeersopstopping trail = pad vehicle = voertuig to air = in het openbaar uiting geven aan to attribute = toeschrijven aan to broaden = verbreden brutal = wreed sweep under the carpet = iets in de doofpot stoppen to dash = de bodem inslaan deprived = achtergesteld / arm disparity = (oneerlijk) verschil / verschil diverse = uiteenlopend ethnicity = het behoren tot een bepaald ras firmly = vast en zeker to focus on = de aandacht richten op to gain = winnen / krijgen to grapple with = hard proberen een oplossing te vinden voor guardian = voogd inaccessible = ontoegankelijk / onbereikbaar overriding = belangrijkste to point out to = iemand erop wijzen predominantly = voornamelijk / overwegend prominence = het innemen van een belangrijke plaats / bekendheid to sign up = zich aanmelden (voor iets) / zich aanmelden supposedly = zogenaamd to target = een bepaalde groep mensen proberen te bereiken to boast = opscheppen over customs = douane entertaining = onderhoudend fierce = woest gruesome = griezelig to insist on = ergens op staan to obey = gehoorzamen overview = overzicht preoccupied with = in beslag genomen door to question = in twijfel trekken to resolve = oplossen rest area = wegrestaurant right of way = voorrang (in het verkeer) / voorrang to skip = overslaan torture = marteling / foltering to acquire = verwerven aspiration = ambitie asset = voordeel aversion to = afkeer van deceit = bedrog to derive from = ontlenen aan drawback = nadeel to enroll = zich inschrijven to exceed = overtreffen to expand = uitbreiden expenses = onkosten / kosten to gather = verzamelen horrified = geschokt inquisitive = nieuwsgierig internship = stage invaluable = van onschatbare waarde to lack = missen legendary = legendarisch / heel beroemd livelihood = levensonderhoud to lose count of = de tel kwijtraken to migrate = rondtrekken mugging = straatroof to opt for = kiezen packaged = verpakt possessions = bezittingen rash = overhaast to recommend = aanbevelen resourceful = vindingrijk résumé = cv / curriculum vitae retrospectively = met terugwerkende kracht to suppress = onderdrukken trainee = stagiair worthwhile = de moeite waard to accelerate = versnellen to affect = invloed hebben op busker = straatmuzikant to commute = reizen damages = schadevergoeding disruption = ontwrichting to distinguish = onderscheid maken to drag = slepen to eject = verwijderen exhausted = uitgeput to get away with = iets ongestraft kunnen doen outrageous = schandelijk pastry = gebakje to proceed = verder gaan reminder = herinnering to shrink = krimpen to snap = knappen to be startled = schrikken stone = 6,35 kilo to sue = vervolgen torn = gescheurd