Engels : Nederlands to turn 16 = 16 worden aboard = aan boord van to handle = aanpakken / omgaan met funeral = begrafenis resident = bewoner moreover = bovendien colleague = collega to compete = concurreren to decrease = dalen / verminderen native = geboren faulty = gebrekkig tremendous = geweldig prestigious = gezaghebbend member of the family = gezinslid jewellery = juwelen cotton = katoen / katoenen acquaintance = kennis childhood = kinderjaren vulnerable = kwetsbaar warehouse = magazijn emergency = noodgeval priceless = onbetaalbaar to charge = opladen to raise = opvoeden survival = overleving adolescent = puber statue = standbeeld coincidence = toeval to fall apart = uit elkaar vallen to unwrap = uitpakken equipment = uitrusting to change one's mind = van gedachten veranderen to date = verkering hebben met to remove = verwijderen pedestrian = voetganger adult = volwassene supplies = voorzieningen former = vroegere to oppose = zich verzetten tegen to put on = aankomen (gewicht) / aankomen brick = baksteen understanding = begripvol to limit = beperken existence = bestaan properly = correct annoying = ergerlijk annoyance = ergernis territory = gebied guide = gids rude = grof embarrassed = in verlegenheid brengen starring = met in de hoofdrol to join in / to take part in = meedoen aan to make an effort = moeite doen barely = nauwelijks curious = nieuwsgierig unusual = ongebruikelijk unfortunate = ongelukkig inaccurate = onnauwkeurig to turn up = opdagen local = plaatselijke bewoner to commit = plegen / begaan spot = plek atmosphere = sfeer to swallow = slikken flexible = soepel at least = tenminste to intend = van plan zijn om furthermore = verder / bovendien tolerant = verdraagzaam to bear = verduren shy = verlegen to avoid = vermijden to waste = verspillen confident = vol vertrouwen in advance = vooraf / van tevoren to appreciate = waarderen residential area = woonwijk sense = zintuig to wave at = zwaaien naar scared = bang guided = begeleid to cover = behandelen affordable = betaalbaar to be fed up = beu zijn to attend = bijwonen fascinating = boeiend contestant = deelnemer / kandidaat worthwhile = de moeite waard tighten the belt = de riem aantrekken host family = gastgezin current / present = huidig to take things for granted = iets als vanzelfsprekend aannemen basement = kelderverdieping matter = kwestie to display = laten zien latest = nieuwste (meest recente) / nieuwste broadcaster = omroep / zender sincere = oprecht performance = optreden gingerbread = peperkoek to benefit from = profijt hebben van to arrange = regelen well-to-do = rijk gorgeous = schitterend taste = smaak for the better = ten goede dozens = tientallen broadcast = uitzending to ban = verbieden disturbing = verontrustend to betray = verraden to spoil = verwennen / verpesten to celebrate = vieren to fuel = voeden prejudice = vooroordeel the bottom line is = waar het op neerkomt late = wijlen (overleden) / wijlen desert = woestijn to be mistaken = zich vergissen all in all = alles bij elkaar immigrant = allochtoon asylum seeker = asielzoeker e.g. = bv. major = belangrijke / zeer groot / belangrijk in turn = om de beurt preferably = bij voorkeur i.e. = d.w.z. frankly = eerlijk gezegd Town Hall = gemeentehuis to take a gamble = gokje nemen free = gratis to rule = heersen after all = immers actually = in feite to keep in shape = in goede conditie blijven instead = in plaats daarvan on the contrary = integendeel in the meantime = intussen to elect = kiezen brand = merk minor = minder belangrijk minority = minderheid still = niettemin enterprise = onderneming / zaak undoubtedly = ongetwijfeld politician = politicus society = samenleving to vote = stemmen to bother = storen entrance fee = toegangsprijs to trust = vertrouwen op particularly = vooral / bijzonder to get ahead = vorderingen maken with regard to = wat betreft rarely = zelden to afford = zich veroorloven to look for = zoeken as a result of that = als gevolg daarvan industry = bedrijfsleven to maintain = behouden occupation = beroep available = beschikbaar contribution = bijdrage to insist on = erop staan dat average = gemiddeld cause = goede doel in that case = in dat geval near = in de buurt van youth hostel = jeugdherberg form = klas either … or = óf ... óf accommodation = onderdak to fire = ontslaan to consider = overwegen om to pick = plukken tour = rondleiding boring = saai range = scala / verscheidenheid exhibition = tentoonstelling proud of = trots op skills = vaardigheden responsibility = verantwoordelijkheid to require = vereisen various = verscheidene satisfaction = voldoening to do for a living = voor de kost doen prospects = vooruitzichten supply and demand = vraag en aanbod volunteer = vrijwilliger voluntary work = vrijwilligerswerk to join = zich aansluiten bij to look forward to = zich verheugen op to imagine = zich voorstellen