Engels : Nederlands deviate = afwijken civil servant = ambtenaar stroke = beroerte preserve = bewaren side-effects = bijverschijnselen dose = dosering modify = een beetje wijzigen jerk = een plotselinge beweging maken met insist = erop staan hospitality = gastvrijheid gesture = gebaar quack = kwakzalver resemble = lijken op ongoing = lopend windpipe = luchtpijp marrow = merg down the drain = naar de knoppen posterity = nageslacht umbilical cord = navelstreng uncontrollable = onbeheersbaar distinction = onderscheid relentless = onophoudelijk turnout = opkomst stunning = opzienbarend full stop = punt catastrophic = rampzalig associate = relatie / partner row = ruzie City Hall = stadhuis fall prey to = ten prooi vallen aan telling = treffend postpone = uitstellen from all walks of life = van alle rangen en standen improvement = verbetering controversy = verdeeldheid paralysed = verlamd ancestor = voorouder recollect = zich herinneren economical = zuinig