Engels : Nederlands purchase = aankoop / kopen contractor = aannemer negligence = achteloosheid notice / message = bericht beyond = buiten / verder dan ensure = garanderen / instaan voor warranty = garantie collectively = gezamenlijk grab = vastgrijpen / grijpen fee = honorarium mortgage = hypotheek submit = indienen verbal = mondeling explore = onderzoeken / verkennen receipt = ontvangstbewijs flee = ontvluchten evade = ontwijken cancellation = opzegging / annulering similarity = overeenkomst trial = proef / test consult = raadplegen damages = schadevergoeding trail = spoor contradict = tegenspreken premises = terrein apply to = van toepassing zijn op stunned = verbijsterd renewal = verlenging obligation = verplichting due = verschuldigd representative = vertegenwoordiger is due = wordt verwacht prior to = voorafgaand aan terms = voorwaarden facilities = voorzieningen observation = waarneming misbehaviour = wangedrag whatsoever = welke dan ook employee = werknemer handle = aanpakken arguably = aantoonbaar manageable = beheersbaar global = wereld accompanying = bijbehorend set goals = doelen stellen previously = daarvoor / eerder massive / huge = enorm dwell on = even stilstaan bij scholar = geleerde be inclined = geneigd zijn resume = hervatten shrink = krimpen vulnerable = kwetsbaar compassion = medeleven measure = meten drawback = nadeel accuracy = nauwkeurigheid whether you like it or not = of je het nu leuk vindt of niet distinguish = onderscheid maken instantly = onmiddellijk denial = ontkenning touching = ontroerend undeserving = onterecht judgment = oordeel on application = op aanvraag startled = opgeschrikt down-to-earth = praktisch en realistisch board = raad van bestuur guideline = richtlijn cultivation = teelt emerge = tevoorschijn komen demanding = veeleisend phenomenon = verschijnsel horrid = afschuwelijk / vreselijk generous = royaal / vrijgevig random / arbitrary = willekeurig distaste = afkeer disgust = afschuw / walging foundation = basis blush = blozen width = breedte go through the roof = de pan uitrijzen matter = ertoe doen convenient = gemakkelijk varied = gevarieerd saying = gezegde manual = handleiding effort = inspanning degree = mate involve = met zich meebrengen potential = mogelijkheid downhearted = neerslachtig awe = ontzag in third place = op de derde plaats alert = oplettend overwhelmed = overweldigend mark tests = proefwerk nakijken moderately = redelijk wealth = rijkdom scale / shell = schaal display = scherm drag = slepen truant = spijbelaar staircase = trap term = trimester / semester radiate = uitstralen pronounce = uitroepen tot humiliated = vernederd sophisticated = ver ontwikkeld square = vierkant meet = voldoen aan for the time being = voorlopig distrust = wantrouwen self-assured = zelfverzekerd be self-conscious about = zich ongemakkelijk voelen over concept = concept / begrip concrete = betonnen browse = bladeren bid = bod That beats everything! = Dat slaat alles! conceivable = denkbaar accordingly = dienovereenkomstig force = dwingen strained = gespannen hazard = gevaar socialize = het gezellig hebben chunk = homp / brok ingest = inslikken / innemen thrill = kick / opwinding cater = leveren van voedsel / eten verzorgen rewarding = lonend / voldoening gevend by trial and error = met vallen en opstaan reportedly = naar verluidt reflect = nadenken reception = ontvangst / onthaal incentive = prikkel / aansporing upright = rechtop beg for = smeken om plug = stekker wall socket = stopcontact trip = struikelen provoke = uitlokken mistake = verkeerd begrijpen declaration = verklaring indignant = verontwaardigd sue = vervolgen (gerechtelijk) / vervolgen speck = vlek odd = vreemd / eigenaardig deposit = aanbetaling stocks / shares = aandelen answering machine = antwoordapparaat enclosed = bijgesloten above = bovenstaand gross = bruto flexible = buigzaam / flexibel competitive = concurrerend various = diverse / verschillende across = dwars door / door manufacturer = fabrikant invoice = factuur broke = failliet benefit = goeddoen trademark = handelsmerk / typisch kenmerk let alone = laat staan run = laten draaien fellow pupils = medeleerlingen net = netto turnover = omzet unreliable = onbetrouwbaar needless = onnodig return = opbrengst legal support = rechtshulp run into debt = schulden maken stroll = slenteren booming = snelgroeiend disorder = stoornis at the expense of = ten koste van happen to = toevallig carry out = uitvoeren pitfall = valkuil disturbing = verontrustend obligatory = verplicht confidential = vertrouwelijk via = via prospect = vooruitzicht tissue = weefsel