Engels : Nederlands aspiring = ambitieus bland = flauw / saai bourgeoisie = middenklasse coincidence = toeval / samenloop van omstandigheden dabble in = zich een beetje bezighouden met deduce from = afleiden uit / opmaken uit denounce = veroordelen disrupt = ontwrichten / verstoren drag = slepen estate agent = makelaar evasion = ontduiking exchequer = staatskas / schatkist groin = kruis / liezen hefty = stevig / zwaar lurid = luguber / huiveringwekkend perpetuate = handhaven / laten voortduren rally = zich scharen realm = rijk / gebied resurrect = weer leven inblazen reveller = feestvierder sanitation = sanitaire voorzieningen / toiletten sludge = slijk sodden = kletsnat spaced-out = versuft wander off = afdwalen van