Engels : Nederlands adultery = overspel amble = slenteren make atonement = boete doen brazen = schaamteloos commitment = grote inzet / toewijding compelling = aangrijpend / ontroerend deterioration = achteruitgang embodiment = belichaming engage = in beslag nemen engaging = charmant enticing = verleidelijk expire = aflopen haunting = wat je blijft achtervolgen / wat je niet loslaat inconspicuous = onopvallend infantile = kinderlijk / infantiel lure away = weglokken mock = de spot drijven met orchestrate = organiseren overly = té / te restore = restaureren retreat = zich terugtrekken scorching = gloeiend submit = indienen / indienen ter goedkeuring subsequent = eropvolgend sue = aanklagen