Engels : Nederlands aspiring = ambitieus bland = flauw / saai bourgeoisie = middenklasse coincidence = toeval / samenloop van omstandigheden dabble in = zich een beetje bezighouden met deduce from = afleiden uit / opmaken uit denounce / condemn = veroordelen disrupt = ontwrichten / verstoren drag = slepen estate agent = makelaar evasion = ontduiking exchequer = staatskas / schatkist groin = kruis / liezen hefty = stevig / zwaar lurid = luguber / huiveringwekkend perpetuate = handhaven / laten voortduren rally = zich scharen realm = rijk / gebied resurrect = weer leven inblazen reveller = feestvierder sanitation = sanitaire voorzieningen / toiletten sludge = slijk sodden = kletsnat spaced-out = versuft wander off = afdwalen van ambiguous = dubbelzinnig / onduidelijk analogy = vergelijking / overeenkomst arouse = opwekken attribute to = toeschrijven aan assent to = instemmen met charcoal = houtskool collaboration = samenwerking commission to = opdracht geven om deem = beschouwen als / zien als derogatory = minachtend / beledigend devotion = toewijding disown = verstoten / afwijzen determination = vastberadenheid embody = belichamen frequent = regelmatig bezoeken infamous = berucht inquisitive = nieuwsgierig merit = waarde / verdienste seduce = overhalen / verleiden sequence = volgorde solicit = verzoeken om / vragen om withhold = achterhouden advocate = bepleiten axe = bijl caption = onderschrift cast-iron = gietijzeren combat = bestrijden commemorate = herdenken commend = prijzen conjure up = oproepen conservation = bescherming / behoud craftsman = ambachtsman deformed = misvormd degrade = vernederen deploy = inzetten disquieting = verontrustend elaborate on = uitweiden over endorse = steunen / in het openbaar steunen ensure = garanderen exemplify = toelichten exposure = blootstelling extensively = veel fashion = vormen imperial = keizerlijk mediocre = middelmatig resistance = weerstand tapestry = wandtapijt assess = vaststellen breeches = kniebroek cast = de rol geven dumbfounded = stomverbaasd / sprakeloos enchanting = betoverend / verrukkelijk envisage = zich voorstellen grapple with = worstelen met / worstelen met een probleem guts = moed / lef have issues with = problemen hebben met manor = landhuis modification = wijziging perpetual = constant preposterous = belachelijk / absurd preservation = het bewaren / het goed houden progeny = nageslacht rational = verstandig / logisch sex up = opleuken shrewd = slim / gewiekst sophisticated = ingewikkeld susceptible to = gevoelig voor reveal = onthullen submit = indienen / voorleggen / indienen / indienen ter goedkeuring subscribe to = zich abonneren op vanish = verdwijnen verify = op juistheid onderzoeken adultery = overspel amble = slenteren make atonement = boete doen brazen = schaamteloos commitment = grote inzet / toewijding compelling = aangrijpend / ontroerend deterioration = achteruitgang embodiment = belichaming engage = in beslag nemen engaging = charmant enticing = verleidelijk expire = aflopen haunting = wat je blijft achtervolgen / wat je niet loslaat inconspicuous = onopvallend infantile = kinderlijk / infantiel lure away = weglokken mock = de spot drijven met orchestrate = organiseren overly = té / te restore = restaureren retreat = zich terugtrekken scorching = gloeiend subsequent = eropvolgend sue = aanklagen