Engels : Nederlands current affairs = actualiteiten breadth = breedte brave = dapper taste of her own medicine = koekje van eigen deeg freshman = eerstejaarsstudent transform = hervormen / omvormen I'm all thumbs. = Ik heb twee linkerhanden. get carried away = zich laten meeslepen peer = leeftijdgenoot loan = lening down the drain = naar de knoppen pursue = nastreven neither … nor = noch … noch rubbish = onzin in the long run = op de lange termijn in stock = op voorraad opinion poll = opiniepeiling collaboration = samenwerking damaging to = schadelijk voor tuition fees / tuition = schoolgeld / collegegeld curriculum = leerplan strain = spanning / druk food for thought = stof tot nadenken current = stroom seminar = studiebijeenkomst coursework = studieopdrachten engineering = techniek expand = uitbreiden outstanding = uitstekend academic = universitair undergraduate = universitair student Far from it. = Verre van dat. refer to = verwijzen naar overnight = voor één nacht / van de ene op de andere dag as for = wat betreft residential = woon esteem = achting distract from = afleiden van discount = afprijzen deter = afschrikken / afhouden major = als hoofdvak hebben graduation day = dag van afstuderen envy = benijden figure = berekenen lasting = blijvend résumé = cv have a score to settle with = een appeltje te schillen hebben met casualty = eerstehulpafdeling there's more than meets the eye = er is meer dan op het eerste gezicht lijkt validity = geldigheidsduur / geldigheid come in handy = goed van pas komen convenient = geschikt / handig It serves him right. = Het is zijn eigen schuld. tongue-in-cheek = ironisch bedoeld lose your temper = je kalmte verliezen jack-of-all-trades = manusje-van-alles unpredictable = onvoorspelbaar out of sorts = onwel keep track of = op de hoogte blijven van transition = overgang posting = plaatsing liberal = ruimdenkend / progressief winding = slingerend / kronkelend demolish = slopen / afbreken exploit = uitbuiten inside out = van binnen en van buiten clarify = verduidelijken humiliate = vernederen trigger off = veroorzaken (van iets slechts) / veroorzaken take advantage of = voordeel halen uit detergent = wasmiddel employ = aannemen take it that = aannemen dat widely = wijd en zijd / alom career path = arbeidsloopbaan embark on = beginnen aan destination = bestemming additional = bijkomend / extra duration = duur (zn) / duur a wide range of = een breed scala aan a piece of cake = een fluitje van een cent quality = eigenschap and rightly so = en terecht fail to = er niet in slagen om in the light of / in light of = gelet op proper = geschikt / behoorlijk guidebook = gids thorough = grondig gain insight into = inzicht krijgen in find your bearings again = je weg weer vinden gem = juweeltje reflect = nadenken among other things = onder andere regardless of = ongeacht in the field of = op het gebied van predominantly = overwegend pattern = patroon school leaver = schoolverlater due to = te wijten aan against better judgment = tegen beter weten in sort out = uitzoeken / sorteren in advance = van tevoren ease = verlichten diversity = verscheidenheid acquire = verwerven take off = vrij nemen / uittrekken (kleren) / uittrekken worthwhile = zinvol / waardevol wildlife = wild (zelfstandig naamwoord) / wild illiterate = analfabeet master = beheersen assembly = bijeenkomst collide = botsen compete with = concurreren met appetite = eetlust foundation = fundering hand in = inleveren reconcile = in overeenstemming brengen bulk = leeuwendeel / grootste deel add oil to the fire = olie op het vuur gooien component = onderdeel shallow = ondiep impartial = onpartijdig redundancy = ontslag(en) (wegens overtolligheid) / ontslag / ontslagen put all your eggs in one basket = op één paard wedden brush up = ophalen / opfrissen rate = percentage itinerary = reisbeschrijving / routebeschrijving ample = ruimschoots / voldoende savvy = slim en oplettend linguistic = taal- / taalkundig committed = toegewijd off limits = verboden terrein put up with = verdragen far-fetched = vergezocht cut down = verminderen intensify = versterken represent = vertegenwoordigen depart for = vertrekken naar subsequently = vervolgens / daarna oddly enough = vreemd genoeg orphanage = weeshuis acid = zuur recommendation = aanbeveling application = aanvraag / aanmelding directions = aanwijzingen / instructies minor in = als bijvak studeren major in = als hoofdvak studeren economise = bezuinigen culture and art education = CKV certificate = diploma aimless = doelloos triple = drievoudig / driedubbel economics = economie (studievak) / economie clergy = geestelijken uptight = gestrest / gespannen there's a draught = het tocht cabin = hut computer science = informatica last = jl. / jongstleden balding = kalend cardboard = karton fragile = kwetsbaar take = les hebben (in een schoolvak) / les hebben my studies = mijn studie have trouble with = moeite hebben met back the wrong horse = op het verkeerde paard wedden attend a school of pre-university education = op het vwo zitten adultery = overspel travelling expenses = reiskosten guideline = richtlijn foam = schuim benefit = ten goede komen typo = typefout refund = vergoeding tempting = verleidelijk / aanlokkelijk wage = voeren / strijden contraceptive = voorbehoedsmiddel thus = zodoende / aldus