Engels : Nederlands pursue = nastreven / volgen join forces = de krachten bundelen / krachten bundelen funding = financiering / geld modest = bescheiden sneaky = stiekem gang = bende reluctant = onwillig / aarzelend straight-legged = met rechte pijpen zip-up = met ritssluiting graphic = expliciet rating = beoordeling parental guidance = ouderlijk toezicht foretell = voorspellen tone down = afzwakken insist = erop staan / met klem zeggen laughing stock = mikpunt van spot make one’s debut = debuteren / iemands debuut fellow = collega full-length = avondvullend renowned = beroemd / befaamd in addition to = behalve breeze through = op je sloffen doen make ends meet = de eindjes aan elkaar knopen unlicensed = zonder vergunning disrespectful = oneerbiedig / respectloos eavesdrop = afluisteren / stiekem meeluisteren running = op een rij tire out = afmatten / vermoeien settle down = een rustiger leven gaan leiden glossy = glanzend surpass = overtreffen caw = krassen / krassend geluid maken flatterer = vleier bilingual = tweetalig wag = kwispelen / met de staart kwispelen whine = janken trot = trippelen flawless = vlekkeloos curve / bend = bocht paralyzed = verlamd (door angst) / verlamd get goosebumps = kippenvel krijgen