Engels : Nederlands
ample = ruim
closure = afsluiting
cruel = wreed
extensive = uitgebreid
face = tegenover
fancy = sjiek
guilty = schuldig
irreversible = onomkeerbaar
knee-jerk = overreageren
luxurious = luxueus
malicious = kwaadaardig
merely = eenvoudig
offensive = beledigend
scary = eng
stately = majestueus
the accused = de aangeklaagde
the act of parliament = de wet
the bow tie = het strikje
the capital punishment / the death penalty = de doodstraf
the chaise = de stoel
the chandelier = de kroonluchter
the closure = de afsluiting
the crime rate = het misdaadcijfer
the earth's tone = de aardetint
the escape = de ontsnapping
the ethnic minority = de etnische minderheid
the hail = de hagel
the infancy = de kinderschoenen
the judgement = het oordeel
the justice = de gerechtigheid
the lightning = de bliksem
the magnifying glass = het vergrootglas
the majority = de meerderheid
the obsessive = de geobsedeerde
the pantry = het keukentje
the plea = het pleidooi
the public order = de openbare orde
the relief = de opluchting
the renovation = de renovatie
the scale = de schaal
the setting = het toneel
the survey = de enquête
the touch pad = het touchpad
the victim = het slachtoffer
to confuse = verwarren
to decrease = afnemen
to divide = verdelen
to head home = op huis aan gaan
to heal = helen
to ignore = negeren
to regulate = reguleren
to sentence = straffen
to settle = genoegen nemen met
to witness = getuigen
to wrap = bekleden
vile = gemeen