Engels : Nederlands impact = effect benignly = welwillend globalisation = globalisering competitive edge / competitive advantage = concurrentievoordeel mass media = massamedia to dominate = domineren to dispel / to ban = verbannen graduates = afgestudeerden head office / headquarters = hoofdkantoor runner-up = de tweede / de op één na beste international reputation = internationale reputatie consequence = gevolg / consequentie news flash / news bulletin = nieuwsbulletin to solve = oplossen incidentally = toevallig to be prepared to = bereid zijn om to reform = hervormen schooled employees = geschoolde werknemers to dismantle = aftuigen / demonteren to boost = versterken triangulation = driezijdige samenwerking cooperation = samenwerking pro-active maintenance = proactief onderhoud nationality = nationaliteit inhabitant = inwoner determined = vastbesloten foreign = buitenlands to emerge = tevoorschijn komen to establish = oprichten / vaststellen facility = faciliteit