Engels : Nederlands evidence = bewijs lately = recentelijk to exchange = uitwisselen to interpret = opvatten current = huidige advice = advies to advise = adviseren valid = geldig / gegrond to improve = beter worden providing = indien / mits habit = gewoonte to ask a question = een vraag stellen to be held accountable for = verantwoordelijk gehouden worden voor components = onderdelen to consider = overwegen influence = invloed to relieve = ontlasten impression = indruk various = verschillende to review = opnieuw bekijken to reject = afwijzen to prevent = verhinderen disadvantage = nadeel limit = limiet absence = afwezigheid to rule out = uitsluiten preference = voorkeur due to = te wijten aan / dankzij