Engels : Nederlands
kite = vlieger
fly a kite = vliegeren
beach = strand
bore = zeurpiet
end = einde
no one else = niemand anders
to get damaged = beschadigd raken
spot = plek
rock = rots
to hold up = omhoog houden / omhooghouden
strings = touwen
close to = dichtbij
cliffs = steile rotsen
edge = rand
sea = zee
off the ground = van de grond af
to let go of = loslaten
something = iets
to call = bellen
swept off = weggesleept
by = door
near = bij
beneath = onder
height = lengte
weight = gewicht
soon = gauw
front = voorwaarts
back = achterwaarts
experience = ervaring
beach volley = beachvolleybal
felt = voelde
strange = vreemd
to head out to = ga naar
sunbathing = zonnebaden
dragged = gesleept
hurt = gewond
cuts = snijwondjes
bruising = blauwe plekken
female = vrouwelijke
to relocate = verhuizen
to practise = oefenen
pier = pier
money left = geld over
fortune-teller = waarzegster
to believe in = geloven in
to wish = wensen
stalls = kraampjes
rip-off = afzetterij
bracelets = armbanden
each = per stuk
coral = koraal
to try on = passen
bargain = koopje
crazy = gek
to wonder = zich afvragen
famous = beroemd
lucky = geluk
careful = voorzichtig
to trick = bedriegen
false = vals
jewels = sieraden
current residence = huidige woonplaats
to affect = beïnvloeden