Engels : Nederlands
sad = verdrietig
moved house = verhuisd
new = nieuw
great = geweldig
missing = missen
friends = vrienden
to invite = uitnodigen
afternoon = middag
nervous = nerveus
everybody = iedereen
sausages = worstjes
drinks = drankjes
decorations = versieringen
garden = tuin
balloons = ballonnen
streamers = slingers
paper plates = papieren bordjes
cups = bekertjes
straws = rietjes
mustard = mosterd
surprise = verrassing
present = cadeau
wrapped up = ingepakt
occasions = gelegenheden
cardboard = kartonnen
to fill = vullen
rope = touw
by turns = om de beurt
to catch = vangen
treats = traktaties
twisted = gedraaid
to pull = trekken
bang = knal
crossing = kruisen
boxes = dozen
wrapping paper = inpakpapier
sticky tape = plakband
mouth = mond
to cut = knippen
to secure = vastmaken
smart = chic
suit = pak
outfit = kleding
wedding = bruiloft
to speak = spreken
sister = zus
pretty = knap
pinning = vastspelden
dress = jurk
tradition = traditie
gifts = cadeaus
usually = gewoonlijk
guests = gasten
to dress up = verkleden
father = vader
spicy = pittig
celebration = viering
tie = stropdas
to join in = meedoen
to must = moeten
blindfolded = geblinddoekt
brightly coloured = fleurig
finishing touches = de puntjes op de i