Engels : Nederlands dressed = gekleed denim jacket = spijkerjasje coat = jas breakfast = ontbijt today = vandaag de dag to own = bezitten rained = regende snowed = sneeuwde put on = deed aan long-johns = lange onderbroek to want = willen sensibly = verstandig legs = benen the first time = de eerste keer rightly = goed amazing = fantastisch short = kort mini-skirt = minirok to forget = vergeten bright = fel in my day = in mijn tijd obeyed = gehoorzaamde back in time = terug in de tijd to imagine = je voorstellen close up = van dichtbij ancient = eeuwenoud reptiles = reptielen alive = levend saw = zag took = nam pyramids = pyramiden / piramides created = gemaakt broke up = ging uit elkaar beautiful = mooi knights = ridders tournaments = toernooien medieval = middeleeuwse castles = kastelen wore = droegen drove = reden creepy = griezelig school trip = schoolreis arrived = kwamen aan misty = mistig atmospheric = sfeervol ghosts = spoken weird = raar weapons = wapens army = leger soldiers = soldaten marched = marcheerde hill = heuvel Civil War = burgeroorlog to take place = plaatsvinden clashed = botsten cannons = kanonnen pistols = pistolen loads of = heleboel battle = gevecht fake = nep telling me off = op mijn kop geven age = tijdperk Dark Ages = Middeleeuwen