Engels : Nederlands to travel = reizen coach = bus elderly = bejaard to visit = bezoeken to move = verhuizen to stay in touch = contact houden important = belangrijk arts festival = kunstfestival to be sure / to be certain = het zeker weten castle = kasteel to realise = beseffen huge = enorm wrong = verkeerd massive = heel groot plane = vliegtuig airport = vliegveld to fly = vliegen guidebook = reisgids to have a word with = even praten met driver = chauffeur non-stop = direct involving = waarbij ... betrokken zijn / betrokken zijn bij to cause = veroorzaken to mess around = rotzooi trappen regularly = regelmatig to insult = beledigen passenger = passagier conductor = conducteur to chuck = weggooien to confirm = bevestigen fare = ritprijs to confess = opbiechten to take the mick out of = voor de gek houden to be bored = zich vervelen particularly = in het bijzonder often = vaak to discourage = ontmoedigen bill = rekening despite = ondanks to care = geven om upper deck = bovendek assault = aanval threatening = bedreigend to leave = achterlaten can = blikje to give a hand = helpen to trek = een lange reis maken across = door to pull your weight = je steentje bijdragen back = rug straight = recht to bend = buigen to lift = optillen to strain = verrekken pain = pijn at the bottom of = onderin fault = schuld boyfriend = vriendje to avoid = vermijden sudden = plotseling movement = beweging painkiller = pijnstiller painful = pijnlijk to break = breken funny = grappig to contain = bevatten exercise bike = hometrainer to speed = te hard rijden to blame = de schuld geven aan lack = gebrek goat = geit motorist = automobilist mountain = berg to take advantage of = gebruikmaken van to risk = het risico lopen obviously = klaarblijkelijk ticket = bekeuring monkey = aap commuter = forens (iemand die heen en weer reist tussen woonplaats en werk) / forens pickpocket = zakkenroller to escape = ontsnappen to chase = (weg)jagen / wegjagen / jagen delay = vertraging fierce = woest government = regering vegetable = plantaardig to power = aandrijven fuel = brandstof to believe = geloven law = wet to encourage = aanmoedigen vehicle = voertuig agricultural = landbouw to solve = oplossen prosecution = gerechtelijke vervolging unauthorised = niet toegestaan tax evader = belastingontduiker criminal record = strafblad plain-clothes inspector = agent in burger curfew = uitgaansverbod