Engels : Nederlands already = al usually = gewoonlijk, meestal / gewoonlijk / meestal round = krantenwijk, rondje / krantenwijk / rondje easy = gemakkelijk quite = tamelijk, nogal / tamelijk / nogal sporty = sportief lad = jochie, knul / jochie / knul cricket = cricket understand = begrijpen sporting hero = sportheld boxer = bokser boxing = boksen ice-dancing = ijsdansen Switzerland = Zwitserland get real = doe normaal baseball = honkbal basic rules = basisregels game = spel player = speler each = elk are called = worden genoemd offence = aanval defence = verdediging