Engels : Nederlands clear = duidelijk, helder / duidelijk / helder shut up = de mond snoeren see = zien come along = meegaan disappointed = teleurgesteld second = tweede don't worry = maak je geen zorgen pretty sure = vrij zeker excited = opgewonden, uitgelaten / opgewonden / uitgelaten wrote = schreef awesome = gaaf bet = wed at first = eerst thought = dacht just another = weer zo'n the British = de Britten foreigner = vreemdeling, vreemde, buitenlander / vreemdeling / vreemde / buitenlander in fact / actually = eigenlijk anyway = in ieder geval website = website extremely = ontzettend give a call = opbellen mind = erg vinden gave = gaf give = geven think = denken was = was be = zijn write = schrijven