Engels : Nederlands be in charge = de leiding hebben manager = manager junior = junior, ondergeschikt / junior / ondergeschikt staff = personeel, staf / personeel / staf good luck = succes experienced = ervaren management training scheme = managementcursus battery = batterij, accu / batterij / accu charge = opladen interest = interesseren Don’t bother. = Laat maar. interview = sollicitatiegesprek customer service = klantenservice pack = inpakken shelves – shelf = planken, vakken / planken / vakken switch on = aanzetten steady = vast income = inkomen forever = voorgoed, voor altijd / voorgoed / voor altijd Cheer up! = Kop op! interrupt = onderbreken, in de rede vallen / onderbreken / in de rede vallen model = model, type / model / type