Engels : Nederlands to order = bestellen to pass = aangeven to prefer = liever hebben, de voorkeur geven aan / liever hebben / de voorkeur geven aan usually = gewoonlijk to mean = betekenen in school time = onder schooltijd rule = regel that’s why = daarom uncool = saai, ouderwets / saai / ouderwets fresh = vers tap = kraan to argue = ruzieën, tegenspreken / ruzieën / tegenspreken embarrassing = gênant large = groot mayo / mayonnaise = mayonaise omelette = omelet café = snackbar out of bounds = verboden terrein