Engels : Nederlands
tourism = toerisme
adventure = avontuur
unforgettable = onvergetelijk
traveller = reiziger
beauty = schoonheid
to take care of = zorgen voor
exclusive = exclusief
discount = korting
letter to the editor = ingezonden brief
advertisement = reclame, publiciteit / reclame / publiciteit
certain = zeker, bepaald / zeker / bepaald
in the name of = onder de naam van
atmosphere = atmosfeer
air travel = luchtverkeer
to build / built / built = bouwen
airport = luchthaven
fast-food = fastfood, snack / fastfood / snack
infection = infectie
illness = ziekte
native = inheems, autochtoon / inheems / autochtoon
finally = ten slotte
in my view = naar mijn mening
typically = typisch
misinformed = slecht geïnformeerd
arrogant = arrogant
closely = nauw
advantage = voordeel
however = echter
travel agent = reisagent
conservation = natuurbescherming
to pollute = vervuilen
to spoil / spoilt / spoilt = bederven
packaging = verpakking
coral reef = koraalrif
to criticize = bekritiseren