Engels : Nederlands to order = bestellen to pass = aangeven, doorgeven / aangeven / doorgeven to prefer = liever hebben, de voorkeur geven aan / liever hebben / de voorkeur geven aan nor = ook niet to be crazy about = gek zijn op meal = maaltijd fault = schuld in school time = onder schooltijd rule = regel that’s why = daarom uncool = ouderwets crisps = chips sweets = snoep fresh = vers tap = kraan once = één keer to argue = ruzieën, tegenspreken / ruzieën / tegenspreken to look for = zoeken embarrassing = gênant large = groot mayo / mayonnaise = mayonaise omelette = omelet waiter = ober out of bounds = verboden terrein fizzy drink = frisdrank sweet shop = snoepwinkel