Engels : Nederlands unusual = ongewoon to reckon = veronderstellen bench = bankje disused = buitengebruik to estimate = schatten row = ruzie petty crimes = kruimeldiefstallen / kleine misdaden sister-in-law = schoonzus to belong to = ergens bij horen phenomenon = fenomeen to vanish / to disappear = verdwijnen runaway = iemand die van huis is weggelopen mind-boggling = schrikbarend to befriend someone = vriendschap sluiten met iemand to abandon = verlaten / in de steek laten / in de steek laten, verlaten / verlaten, in de steek laten acknowledgement = erkenning vast = uitgestrekt / enorm, uitgestrekt / uitgestrekt, enorm / enorm derelict = verwaarloosd to lack = ontbreken / missen / ontbreken, missen / missen, ontbreken to raid = een inval doen foster mum = pleegmoeder to wear off = minder worden rather = liever