Engels : Nederlands announcement = aankondiging passenger = passagier immediately = meteen / onmiddellijk / onmiddellijk, meteen / meteen, onmiddellijk to board = aan boord gaan, instappen / instappen, aan boord gaan / instappen / aan boord gaan security = veiligheid to search = doorzoeken x-ray = röntgen / röntgenstraling to screen = testen / doorlichten liquid = vloeistof to permit = toestaan prescription medicine = medicijn op recept pushchair = wandelwagen wheelchair = rolstoel thorough = grondig gate = poort / gate / poort, gate / gate, poort to delay = ophouden / vertragen / ophouden, vertragen / vertragen, ophouden to proceed = doorgaan to unload = lossen / uitladen / lossen, uitladen / uitladen, lossen final call = laatste oproep policy = beleid restriction = beperking aircraft = vliegtuig / luchtvaartuig / luchtvaartuig, bliegtuig / vliegtuig, luchtvaartuig to ensure = verzekeren to contain = bevatten