Engels : Nederlands to have something in common = een overeenkomst hebben / iets gemeen hebben / een overeenkomst hebben, iets gemeen hebben / iets gemeen hebben, een overeenkomst hebben to overcome = er overheen komen to be embarrassed = je schamen to go on at someone = iemand blijven lastigvallen met iets to miss out on something = iets leuks missen muscle = spier to tone up = gezonder maken / fitter maken / gezonder/fitter maken / fitter/gezonder maken to injure = verwonden joints = gewrichten to recognise = herkennen to witness = getuige zijn van non-existent = niet-bestaand prospect = vooruitzicht to matter = ertoe doen cause = oorzaak incredible = ongelofelijk overwhelming = overdonderend endurance = uithoudingsvermogen