Engels : Nederlands behavioural difficulties = gedragsproblemen to suffer = lijden to tease = plagen to bully = pesten siblings = broers en zussen brain damage = hersenbeschadiging disability = handicap disabled = gehandicapt chronic illness = chronische ziekte to be tied up = helemaal opgaan in to feed = voeden to tend to = neigen relative = familielid to be amazed = verbaasd zijn to provide = geven / bieden outing = uitje to be excited = opgewonden zijn certain = zeker / bepaalde probably = waarschijnlijk identity = identiteit particular = bepaalde treatment = behandeling