Engels : Nederlands target = doel former = voormalig emergency = noodgeval to handcuff = in de handboeien slaan careless = onbedachtzaam flippant = luchthartig disrespectful = niet respectvol ignorance = onverschilligheid to poke fun at = met iemand dollen to investigate = onderzoeken resident = inwoner insanity / madness = gek zijn to cite = citeren sensitive = gevoelig accurate = nauwkeurig lack of = een tekort aan lump = knobbel allusion = zinspeling plea = pleidooi insult = belediging fluid = vloeibaar literary = literair to have something in common = iets gemeen hebben fondness = dol zijn op disorder = ziekte to lie at the heart of something = de bron zijn van to do away with something = iets stoppen / ergens vanaf willen / ergens vanaf willen, iets stoppen / iets stoppen, ergens vanaf willen to lighten up = minder serieus worden to impress = indruk maken to reclaim = iets terugvragen to label someone = iemand een etiket opplakken