Engels : Nederlands to heal = genezen to wipe = uitwissen / wissen blaze = felle brand to collapse = in elkaar zakken to rescue = redden dressings = verband delicate = kwetsbaar to put on weight = aankomen (gewicht) saline = zout / zoute gradual = geleidelijk by contrast = in vergelijking damaged = beschadigd disabled toilet = invaliden-wc to discover = ontdekken to get in touch = contact opnemen including = waaronder pleased = blij to raise the alarm = alarm slaan unconscious = bewusteloos to weep = vocht afscheiden